Catalogus der Lichtbeeldenvereeniging 1912-13 (1912)

co to A.BG. Noord-Brabant. 1 ’s-Hertogenbosdi. St. Janskerk uit- wendig. „ dito inwendig. Hedel. Brug over de Maas, de rivier zelf is hier smal, toch is de brug heel lang omdat hier ’s winters een breede strook land onder water staat. 4 Aalst. Handwever. Di-- wever be- weegt met de voeten de trap- pers, die door de kammen het uitspringen der ketting- draden (schering) veroorzaken met de hand gooit hy het spoeltje door (de inslag). 5 „ dito. Op den voorgrond de speelster, die de streng garen afwindt tot kleine spoeltjes. 6 Eindhoven. Kykje in de machinale wevery van gebr. Elias bij Eind- hoven. Boven het getouwiziet men de bundel verticale draden, die het uitspringen der kettingdraden veroorzaken. Aan het boveneinde van elk dier draden zit een haak, die past in een gaasje van de kartonnen kaarten, die men boven ’t getouw in bundels ziet hangen; •de gaatjes zyn naar den aard van ’t patroon over elke kaart ver- deeld; in ’t midden van elke draad is een lus, waard oor een horizontale kettingdraad loopt; komt nu een haak vóór een gaatje in een kaart dan wordt die daardoor gepakt en met de draad die er aan vast zit, en met de kettingdraad, door de machine opgeheven. Zoo verkrijgt men een afstand tusschen opge- trokken en neergelaten ketting- draden, waardoor telkens de ma- chine liet spoeltje gooit. 7 Eindhoven. Spoelmachine in de fa- briek der firma E. van Dissel & Zoon; het linnen garen wordt op groote klossen gespoeld voor de schering. 8 Eindhoven, dito het scheerraam, op dit werktuig, dat van rechts naar links en omgekeerd bewogen kan worden, vervaardigt men de sche- ring door het afwinden der groote klossen. 9 Griendtsveen. J acobslad der turfstrooi- selfabriek te Griendtsveen. Links onderaan in de houten bak ziet men nog even de ketting die als een riem zonder eind naar 'boven loopt. Aan elke schakel van de ketting zit een opstaande kam . De turven worden nu met schui- ten aangevoerd, in de bak gegooid, de ketting loopt naar boven, de kammen aan de kettingschakels houden de turven tegen en zoo sleept de ketting de turven naar boven, over de spoorbaan (zie pi. 10) eindelyk vallen ze naar bene- den (wanneer de ketting naar on- deren ombuigt) in de bergplaats. In de verte turfhoopen. 10 Griendtsveen. Jacobsladder over de spoorbaan. 11 „ Gezicht op de turf- strooispyabriek vanaf de Jacobsladder, zoo- ver men zien kan vlak land—hoogveen met heide begi'oeit. 12 „ Turfgraven. Schaft- uur in de veenderij, turf en nog eens tuif zoover mén zien kan. 13 Heeze, leerlooiery. De huiden van ’t haar ontdaan moeten maanden lang in de putten liggen met run (gemalen eikenbast) en water ge- vuld. Op deze plaat ziet men de huiden, die een maand lang in de put hebben gelegen. Ze worden nu uitgeklopt om dan weer met versche run opnieuw in de put gelegd te worden. 14 Heeze dito inwendig, van de versche huiden wordt het haar afgeschrapt. 15 Oisterwyk ven. 16 Breda, 2 kyk,jes in ’t Mastbosch. 17 „ graftombe Engelbert I van Nassau. 18 Croy. Kasteel. 19 Brabantsche boerdery uit de Meierij; huis, stal en schuur onder éen dak maar afgescheiden. Nooit wordt hier koren of hooi bui- ten gezet onder een berg. 20 Inhalen van de rogge. Brabantsche tweewielige kar. 21 Boekweit dorschen. deze wordt niet afwisselend gedorscht, maar allen staan in een ry en slaan tegelijk. 22 Brabantsche boer en boerin aan de koffietafel. 23 Leende Stryp by Heeze, weg in het dorp, de zijmuren van het huis zijn gemaakt van vlechtwerk met leem bestreken.