Catalogus der Lichtbeeldenvereeniging 1912-13 (1912)

Record Details:

Something wrong or inaccurate about this page? Let us Know!

Thanks for helping us continually improve the quality of the Lantern search engine for all of our users! We have millions of scanned pages, so user reports are incredibly helpful for us to identify places where we can improve and update the metadata.

Please describe the issue below, and click "Submit" to send your comments to our team! If you'd prefer, you can also send us an email to mhdl@commarts.wisc.edu with your comments.




We use Optical Character Recognition (OCR) during our scanning and processing workflow to make the content of each page searchable. You can view the automatically generated text below as well as copy and paste individual pieces of text to quote in your own work.

Text recognition is never 100% accurate. Many parts of the scanned page may not be reflected in the OCR text output, including: images, page layout, certain fonts or handwriting.

HE. Ontstaan der Steenkolen, Naar Pontonié. 50 platen. 1 Lagere landdieren uit den steenkolen- tyd; een amphibie-achtige duizend- pootsoort (acantherpestes major), een spinnensoort (cophrynus pres- troicü) en een schorpioen (cascor- pius carbonarius). 2 Twee insecten uitdensteenkolentyd, rechts de tob 50 c.M. langwordende titanoplasma fayoli en links de protophasma dumasii. 8 Versteende boomstammen in de steenkolenlagen verticaal op de richting der lagen staande. 4 dito. 5 Opengelegde woudbodem met boom- stronken van lepidophyten die onderaan in „stigmariën” zich vertakken, (stigmariën zijn met ronde indrukken bezette wortel- stokken). 6 Deel van den hoofdstronk met stig- mariën van de Piesberg hy Osna- brück. Het fossiel bevindt zich in de bergacademie te Berlyn. 7 Boomvarens. 8 Zegelboomen (sigillariaceae). 9 Schuttenboomen (lepidodendraceae^ 10 Boomvormige paardestaart (calima- riaceae). 11 Moeras uit de middelste productieve steenkoolperiode. 11a Helder bergmeer met steile oevers, waar voortdurend steenslag af valt en zich een mineraal sediment op den bodem neerzet, waar de stroom en ook de golfslag ’t water in beweging houdt en voortdurend zuurstof toevoert. 12 Poeltje gevuld met sapropel (rottend slib), a water, & sapropel, c riet. 13 Ha daling van het waterniveau ach- tergebleven sapropel, neerslag, als een gryzig dun vlies. 14 Dichtgroeiing door riet en water- lelies. 15 Sapropeliet-bank (B) by Ju wendt aan ’t Koerische Haff, onbegaanbaar. Dicht aan de kust naar ’t land toe Bidens cermaes (B) die hier als veenvormer optreedt. By T is 'de veenlaag reeds zoo dik dat deze boven ’t waterniveau gestegen is en de grond is hier begaanbaar. D is een stukje van den dyk. 16 Moeras waar elzehoomen groeien. De bodem waarin de boomen wor- telen staat steevVs onder water. 17 Elzenbosch op stevigen grond, waar- van de bodem niet meer onder water staat. Om de stammen slin- gert zich humulus lupulus, cornus sanguina, sambucus nigra. 18 Tusschenvorm tusschen hoogveen en laagveen met andraneda caly- culata (rechts en in ’t midden) en ledum palustre (links). Boomen voornamelijk pinus silvestris. 19 Riet-zóne (arundo' phragmites) aan den rand van ’t hoogveen, Boomen vooral pinus silvestris. 20 Schematisch profiel door een gedeelte van het Koerische Haif (Z), door de zóne waar ’t water met riet is dichtgegroeid [Rv). Een moeras- laagveenbodem waar elzenbosch groeit (Fm. E). Een tusschensoort tusschen laag- en hoogveen (Zm) dat weer verdeeld is in een gedeelte waar berken groeien (B) en waar gemengd bosch staat (M);’t eerste deel van ’t hoogveen waar nog riet groeit (F/i) tot aan’t hoogveen {Hm). In het bodemprofiel betee- keneji SS met sapropel (rottend slib) vermengd zand, F laagveen, Z nat hoogveen, H hoogveen. 21 Profiel van een voormalig poeltje, geheel gevuld met sapropeliet, daar omheen turf, het geheel met zand bedekt; open gelegd by’t gra- ven van het Teltowkanaal. Het meertje is na korten tyd door overstrooming weer met zand ge- vuld, zoodat de steenlaag niet dik heeft kunnen worden. 22 Stigmaria met naar alle richtingen uitstralende aanhangsels. 1 Stigmaria-hoofdstam (a); de in ’t splytvlak liggende appendices (c). 2 Hetzelfde stuk steen van den anderen kant gezien, met de dwars doorgesneden nog cylindrische appendices. 3 Hetzelfde stuk in dwarsdoorsnee, a stigmaria-hoofdstam met de merg- steenkern (&); c de appendices. 23 Horizontaal verloopende wortelstok- ken van arundo phragmites {in Rh) onder veenlaag {T). Ro is de bo- dem waarin bet riet wortelt. 24 Turfsteken bij Triangel (Luneburger heide): a profiel door laagveen turf met boomstronken, b profiel door hoogveenturf zonder stronken.