Catalogus der Lichtbeeldenvereeniging 1912-13 (1912)

Record Details:

Something wrong or inaccurate about this page? Let us Know!

Thanks for helping us continually improve the quality of the Lantern search engine for all of our users! We have millions of scanned pages, so user reports are incredibly helpful for us to identify places where we can improve and update the metadata.

Please describe the issue below, and click "Submit" to send your comments to our team! If you'd prefer, you can also send us an email to mhdl@commarts.wisc.edu with your comments.




We use Optical Character Recognition (OCR) during our scanning and processing workflow to make the content of each page searchable. You can view the automatically generated text below as well as copy and paste individual pieces of text to quote in your own work.

Text recognition is never 100% accurate. Many parts of the scanned page may not be reflected in the OCR text output, including: images, page layout, certain fonts or handwriting.

(z. g. Firn = oud, sneeuw van ’t vorige jaar). Zij voeden de glet- schers, die op de volgende wijze ontstaan. Hoog boven (op een hoogte van 8000 M. en meer — de sneeuwgrens is niet voor alle ber- gen dezelfde —) blijft de sneeuw liggen in de koude temperatuur. De ± 10 M. sneeuw, die er jaarlijks vair, perst op de onderste lagen. Het bovenste laagje smelt door de zon en sijpelt naar beneden, waar het de sneeuw zoo poreus maakt als een spons en weer bevriest als de yskegels, die aan ’t besneeuwde dak hangen. 4 Grindelwaldgrot, Door de persing en het doorsijpelende water stollen de onderste lagen tot ys, dat van een doorzichtig groenblauw is. Daar in de dalketels, die tegen de steile bergwanden 'liggen, ligt de ijsmassa het diepst. Hoe diep is niet te ramen, misschien honderden me- ters. De beweging naar bet)eden gaat heel langzaam, de snelste vordering van een gletscher is + 200 M. per jaar. 5 Rhónegletscher. De foto vertoont duidelijk, hoe de gletscher zynweg als een rivier door het dal neemt, dat hy heelemaal opvult; door het woeste hooggebergte, waar geen plant groeien wil, waar de toppen der bergen soms ver boven de wol- ken uitsteken. Rechts slingert een weg tegen de kale rots naar het hotel. (Turkastrasze). 6 Ijsbergen van den Rhónegletscher. 7 Rhónegletscher (val.) Als een water- val bij een rivier stort de ijsmassa zich van een steilen bergwand en bouwt een groenblauwen ijsval op van naalden en pieken. 8 Top van den Görnergletscher. 9 Gletscherspleten. Door de ongelijk- matige beweging (al naar gelang van ’t rijzen en dalen van den bodem) ontstaan de spleten, over- langs en dwars door ’t gletscberijs, de dwaï'se by ’t neerstorten (séracs), de overlangsche bij ’t plotseling stremmen der beweging, als ’t glet- scherdal breeder of minder steil wordt. Zoo’n verwijding heet ge- woonlijk „eismeer”. 10 Station Eismeer (van den .Jungfrau- spoorweg). 11 Gletschertocht. 12 Als boven. Duidelyk ziet men op de foto de toeristen met een touw aan elkaar verbonden (angeseilt) voor 't gevaarlijke uitglijden. De gids onderzoekt nauwkeurig den bodem en mijdt de spleten, die soms tot een diepte gaan van 800 M., en tot groote omwegen dwingen, want er zyn er van 30 M. lang. Er over- heen trekken is gewoonlyk niet te doen, de gapihg is soms 4—6 M. 13 Sneeuwbrug. (Grand Plateau Mont- Blanc) teekening. 14 Gletscherspleet en -brug. Een ander gevaar, dat den bergbeklimmer be- dreigt, zijn de sneenwbruggen. De sneeuw, gedeeltelijk tot ijs bevro- ren, is door ’t smeltende water ondermynd. Alleen de bovenste laag hangt nog als een brug, en beneden gaapt een afgrond, terwijl het lang niet zeker is. dat de brug houdt. Hoe lager de gletscher komt, hoe meer de bovenste sneeuwlaag smelt, en ’t water stroomt in geulen en kloven weg, soms in stortvloe- den een paar honderd meters van een spleet naar beneden, waar het bij het neerkletsen in de rotsen een gat uitholt, dat door het water, als een ziedende draaikolk gedre- ven, door zijn eigen snelheid, met donderend gebruis nog wijder ge- slepen wordt. Soms ook wordteen steen raedegesleurd van onderweg en raakt in dien gletscher„molen”. Als een bal danst hij rond, en schuurt de „gletscherpotten” uir,. en wordt zelf gepolijst ais een ei. Donderend is ’t geraas, dat uit een spleet opstijgt, waaronder een molen is. In Luzern, in den be- roemden „Gletschertuin” zyn die gletscherpotten nog te zien. ont- staan in den ijsty d, toen de Reuszglet- scher van den St.-Gotthard kwam, en zich uitstrekte tot ver over ’t Vierwoudstedenmeer. Teekening. 15 Oude Moreenenblokken by Wasen aan den Gotthardspoorweg. Steenen en aarde schuurt de gletscher mee op zijn weg. De oude wegen, waar vroeger een gletscher ging, zijn bezaaid rnet neergevallen rotsblokken en puin. Dat is de grondmoreene. De eind- moreene ontstaat uit de zijmoree- nen, die langs de dalwanden liggen, en soms uit een of meer middel- moreenen, die niet anders zyn dan de zi,jmoreenen van gletschers, die zich 'samengevoegd hebben. 16 Zij- en voetmoreene Lammernglet- scher = 88.