Catalogus der Lichtbeeldenvereeniging 1912-13 (1912)

Record Details:

Something wrong or inaccurate about this page? Let us Know!

Thanks for helping us continually improve the quality of the Lantern search engine for all of our users! We have millions of scanned pages, so user reports are incredibly helpful for us to identify places where we can improve and update the metadata.

Please describe the issue below, and click "Submit" to send your comments to our team! If you'd prefer, you can also send us an email to mhdl@commarts.wisc.edu with your comments.




We use Optical Character Recognition (OCR) during our scanning and processing workflow to make the content of each page searchable. You can view the automatically generated text below as well as copy and paste individual pieces of text to quote in your own work.

Text recognition is never 100% accurate. Many parts of the scanned page may not be reflected in the OCR text output, including: images, page layout, certain fonts or handwriting.

30 ’t Aangeslibde land van Tliuner en Brienzersee. Langzamerhand ver- dwijnen de meren dooi' de puin- en aardemassa’s, die de rivieren van de bergen meebrengen. Een rivier gebruikt het meer om zich schoon te wasschen, modderig, grauw komt ze erin (Graue und Weisze Lütschine), helder blauw- groen stroomt ze er weer uit. Maar ’t meer wordt langzamer- hand gedempt, en aan de rivier- mondingen vormen zich delta’s. Heel duidelyk komt dit uit bij de Thuner- en Brienzersee, vroeger een meer, maar nu door de Lütschinedelta in tweeën ge- splitst. Op de foto is het aange- slibde land te zien, en ’t kanaal, dat tegenwoordig de meren ver- bindt. 31 Sennhütte. In ’t eind van Mei worden de kudden (meestal runderen, soms ook geiten) naar de weiden aan den voet van ’t gebergte gebracht. Eind .Juni, als daar alles is afge- graasd, en de weiden halfweg de helling sneeuwvrij zijn, gaan ze hoogerop, en pas eind Juli trekken ze heelemaal naar boven, onder geleide van den herder of senn, die in de hut woont, ’t vee ver- zorgt, melkt en kaas maakt. Uit het doi-p wordt de kaas met man- den gehaald, zooals op de volgende foto te zien is. 3’3 Alpidyll. (Senn.) De eigenaardige dracht der sennen, met hun korte mouwen is duidelijk te zien, even- als de wijze, waarop ze de mand om den schouder dragen. Melk gaat in houten bakken naar beneden; deze hebben eenigszins hetzelfde model, en worden net zoo gedragen. De koeien dragen klokken, om ze gauAv te kunnen weervinden, als ze afdwalen op de reusachtige weiden. De klokken der aanvoer- ders (stieren) zyn grooter, met dieper klank. Elke klok geeft een eigen toon, en de koeien kennen hun eigen klok, zijn er trotsch op, en schamen zich, als ze hun tot straf wordt ontnomen, zeggen de sennen. Het vee is anders gebouwd dan bij ons, kleiner en vlugger dan ons Hollandsche, en het kan klimmen. De kleur is gewoonlijk vaalbruin gevlekt. 33 Alpabfahrt. Alpauffahrt — het naar boven gaan — en Alpabfahrt — het terugkeeren van de weiden — wordt in elk dorp feestelijk gevierd. De sennerin zien we hier in een mansbroek, die ze veel draagt bij haar werk op de eenzame weiden. Bij ’t vertrekken naar de „alp” loopt de senn met zijn mand vol- geladen voorop door ’t dorp, en op het klokgeklingel van de eerste koe komen uit alle straten de beesten aanloopen zonder geleiders. Bij bet terugkeeren gaat het in omgekeerde volgorde, en vindt elk dier zijn eigen stal. 34 Sennhütte met geitenkudde. De aan- voerder loopt met een bel aan een riem om zijn hals. De geiten krjjgen daarboven zout, waarop ze dolzyn, daar de planten, die ze eten en ook het water niet voldoende zout bevatten. 35 Gentianen. Met hun helder-donker- blauwe bloemen staan ze in aller- lei soorten bjj duizenden op de weiden. De melk is geurig van alle kruiden en bloemen, die de koeien eten. 36 Zilverdistels. (Carolina Acaulis). ’tls in de weiden en tegen de rotsen waar ze groeien en in de zon open- gaan, soms alsof er bedauwde spinnewebben glinsteren in den vroegen morgen. 37 Edelweisz. De alpenbloem by uit- nemendheid groeit het meest op de gevaarlijke steile rotshellingen, en prijkt naast de alpenroos op den hoed van den echten berg- klimmer. De groen-grauwe vilt- blaadjes worden in vollen bloei zilverwit. 38 Alphorn en kantklopster. ’s Morgens en ’s avonds blaast de Senn op zijn Alpenhoorn, of jodelt een „kuhrei- gen”, die in elk canton w'eer anders is. Op dit geluid trekken alle koeien naar de plaats, waar gemolken wordt. De „alphorn” verdwijnt echter overal, en wordt meest nog geblazen alleen voor de nieuws- gierige vreemdelingen. In Zwitserland, waar ’t beroemde borduurwerk en de kussenkant vandaan komt, ziet men telkens vrouwen en zelfs al kleine kinde- ren aan den weg zitten kantkloppen. 39 Zwitsersch huis. 40 Als boven. De huizen zijn gewoonlijk op een steenen grondslag gebouwd, en verder van hout, van twee, drie of vier verdiepingen, met gaande- rijen ervoor on aan de zijkanten.