Catalogus der Lichtbeeldenvereeniging 1912-13 (1912)

Record Details:

Something wrong or inaccurate about this page? Let us Know!

Thanks for helping us continually improve the quality of the Lantern search engine for all of our users! We have millions of scanned pages, so user reports are incredibly helpful for us to identify places where we can improve and update the metadata.

Please describe the issue below, and click "Submit" to send your comments to our team! If you'd prefer, you can also send us an email to mhdl@commarts.wisc.edu with your comments.




We use Optical Character Recognition (OCR) during our scanning and processing workflow to make the content of each page searchable. You can view the automatically generated text below as well as copy and paste individual pieces of text to quote in your own work.

Text recognition is never 100% accurate. Many parts of the scanned page may not be reflected in the OCR text output, including: images, page layout, certain fonts or handwriting.

den, glooiingen, waar nu de weiden tegenaan liggen, in vakken verdeeld door houten hekken; de dennen- bosschen tegen de lagere bergen, loofboomen om de huizen heen, ’t hooi in oppers op den voorgrond bij de Sennhütte, en boven alles uit de naakte rotsen met grillig verweerde vormen, en de verblin- dend-witte firnvelden van de hoogste toppen. Uit den gletscher komt een beek stroomen. Daarboven ligt- ergens in de wanden verborgen Engstligenalp, het Alpenmeer, dat al sinds overoude tyden is leegge- loopen, en een graskom werd. 83 Adelboden. 84 Engstligenalp. Het leeggeloopen Al- penmeer, nu bergweiden, waar 's zomers de koeien uit het dal grazen. Rechts van het hotel breekt de beek tusschen de randrotsen door en vormt de Engstligenfall. Hierheen worden vanuit Adelboden veel tochten ondernomen, evenals naar de Gemmi over den Engst- ligengrat. 86 Engstligenfall. 87 Engstligengrat. Duideiyk ziet men hier in die hooge eenzaamheid, waar geen plant groeit (2640 M,}, hoe een „grat” er uit ziet, de glooiing met „geröH” bedekt, die naar boven leidt. Soms is een grat zóó smal, dat alleen geoefenden zich kunnen wagen op de kam, waar gladde leisteenlagen en glij- dende steenen nauwelijks houvast geven, zelfs aan een spykervoet, en waar aan weerskanten duizeling- wekkend een afgrond dreigt. Van bovenaf ziet men dan honderden meters diep het dal liggen, soms door een sluier van wolken, die als grauwe rook tusschen de kale spitsen wappert. 88=16 Gemmi, Hotel Wildstrubel. (2329M.) Het groote gebouw, met de kleine vensters, en zoo goed als geen vooruitstekende geeleelten, is een voorbeeld van een hotel, zooals in ’t eigenlijke hooggebergte gebouwd woi'di. Vaak zijn ze maar een ge- deelte van 't jaar bewoond, en de rest van den tijd staan ze verlaten in sneeuwstormen en gierwinden. Altijd ligt er hier en daar sneeuw, en als de menschen beneden in ’t dal de bergen niet zagen door de wolken, dié .er om lagen, zien zij - 1 - i.H bpt- ontwaken denvolgen- schnee” daarboven, terwijl beneden gewoon de zomer heerscht. Om een voorstelling te krijgen van de reusachtige steenmassa’s, waar men daar middenin staat, stelle men zich aan den voet van ’t hotel een mensch voor. 89 Gemmi met Daubensee. Dit is ’t hotel van den anderen kant gezien. Onder op den slingerweg loopen menschen, verloren in de reusach- tige omgeving. De weg gaat vrij steil, ofschoon ze hier vlak lijkt, maar als men zich de lijn verlengd denkt tegen de helling op, ziet men pas, hoe er geklommen moet wor- den. Links ligt de Daubensee, die haar water van de Lammernglet- scher krijgt, maar geen zichtbare afvoer beeft. Zeven maanden van het jaar ligt zij toegevroren. Zij is 2 K.M. lang en maar 3—6M. diep. 90 .Leukerbad en de Gemmiweg. Vier minuten aan denzelfden kant van het hotel begint de beroemde weg naar beneden, langs een bijna lood- rechten gespleten wand, 600 M. naar de diepte. Tusschen 1737—40 is de weg gebouwd; hij gaat zig- zagsgewyze en is zóó steil, dat de menschen elkaar pas zien bij ’t ontmoeten. Van gevaar is echter geen sprake, daar de weg in den berg gehouwen ligt. Het witte puntje bovenop is ’t hötel. Geen wagen mag eraf, paarden evenmin, zelfs niet het bekende Gemmi- wagentje, waarmee vanuit Rander- steg de tocht ondernomen wordt. 91 Gemmi wagen. Heel laag bij den grond en tweewielig. Aardig is hier te zien, hoe zoo’n zigzag tegen den berg opgaat. 92 Brig en de Simplontummel. Rechts ligt Brig, links stroomt de Rhóne, en even voor de kromming ver- dwijnt de spoorlijn in den berg. Niet als gewoonlyk is er een tunnel- gang met twee paar rails, maar er zyn er twee met enkel spoor, door zytunnels verbonden. In 1906 kwam deze z. g. basistunnel klaar. De tunnel is bijna gelykvloersch, ’t verschil in hoogte is maar van 634—705 M. en er is een langza- merhand stijgende weg, die naai- de tunnelopening voert. Deze ligt gelijk met het dal. De rit duurt 20 a 25 minuten, en de weg ligt nog 9 K.M. op Zwitschersch grond- gebied. Duidelyk zyn de geschoorde muren te zien. die de Rhóne by